Classification: Internal
(Be)grijp ons niet
Zouhair Hammana & Rogier van Reekum
Krisis 2023, 43 (1): 173-179.
Review of Sinan Çankaya (2020), Mijn ontelbare identiteiten. Amsterdam:
De Bezige Bij.
Keywords
Autobiography
DOI
https://doi.org/10.21827/krisis.43.1.37962
Licence
This work is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License (CC
BY 4.0). © 2023 The author(s).
Krisis 2023, 43 (1)
173
(Be)grijp ons niet
Zouhair Hammana & Rogier van Reekum
In 2020 kwam Mijn ontelbare identiteiten van Sinan Çankaya uit. Het boek is deels autobio-
grafisch roman, deels essayistisch commentaar, deels etnografische studie en tilt het sleetse,
Nederlandse debat over identiteit en verschil naar een hoger niveau. Het werd dan ook lovend
ontvangen. In het boek verhaalt Çankaya in een serie bespiegelingen hoe zijn autobiografie
verwikkeld is met zijn werk als antropoloog. Zo documenteert hij hoe hij als kind van migran-
ten zich een weg zoekt tussen de gespleten posities die er voor hem beschikbaar zijn in het
Nederland van zijn jeugd. Op het eerste gezicht lijkt dat een bekend narratief, maar het boek
breekt met de vanzelfsprekendheden die het debat over Nederlanderschap zijn gaan tekenen
sinds de jaren zeventig. Daarin circuleert voortdurend de gedachte dat individuele expressie,
emancipatie en openheid de onvermijdelijke grond zijn waartoe Nederlanderschap toegang
verschaft. De politiek van Nederlanderschap wordt daarmee bij voorbaat een kwestie van de-
bat, van publieke expressie en dialoog aspecten die bij voorbaat verworden tot eigenschap-
pen van een uitzonderlijk liberale, Nederlandse eigenheid. Çankaya’s boek weigert deze versie
van de werkelijkheid. In zijn boek verschijnt deze politiek zelf als een probleem, als een voort-
durende verplichting waar de hoofdpersoon niet aan kan en wil voldoen. Juist daarom is het
de moeite waard te onderzoeken hoe Çankaya’s tekst doorwerkt, hoe het lezers beroert en wat
het daarmee in beweging brengt. In een poging zo’n onderzoek op gang te brengen en niet te
beperken tot slechts een recensie, bewerkten Zouhair Hammana en Rogier van Reekum hun
emailwisselingen over het boek tot de onderstaande tekst.
Rogier:
Ik las Sinan Çankaya’s boek in de zomer van 2021, per toeval, naast Nahum Chandlers X. Dat
boek onderzoekt het denken van W.E.B. Du Bois en vooral hoe Du Bois autobiografie als
methode en literaire strategie heeft gebruikt om bepaalde kwesties te articuleren. Ik denk dat
Chandlers analyse van methode en autobiografie in Du Bois’ werk een interessante lens kan
zijn om Çankaya’s tekst mee te bekijken. De wil en, in wezen, noodzaak om het trekken van
grenzen middels autobiografie te ontleden, resoneert met Çankaya’s werk.
Krisis 2023, 43 (1)
174
Ergens in het boek bestudeert Chandler wringende passages uit Dusk of Dawn, dat Du Bois
een autobiografie van het concept rasnoemde en waarin Du Bois zijn eigen genealogie en
zwart-zijn onderzoekt. Wat het is om zwart te zijn, moet bij Du Bois uiteindelijk zichtbaar
kunnen worden in een nietsontziende blik op de intieme, persoonlijke wordingsgeschiedenis
van zwarte mensen, bijvoorbeeld hemzelf. Voor Du Bois levert autobiografie op die manier
naast een wordingsgeschiedenis tegelijkertijd een historische theorie van ras op.
Du Bois analyseert bijvoorbeeld de genealogie van zijn paternale grootvader, Alexander Du
Bois, zelf zoon van Dr. James Du Bois en de tot slaaf gemaakte moeder van Alexander die in
documenten met een X wordt aangeduid. Du Bois schrijft in Dusk of Dawn:
If Alexander Du Bois, following the footsteps of Alexander Hamilton, had come from
the West Indies to the United States, stayed with a white family and married and be-
gotten children among them, anyone in after years who had suggested his N**** de-
scent would have been unable to prove it and quite possibly would have been laughed
to scorn, or sued for libel. (Du Bois in Chandler 2013, 103; *** zijn toegevoegd)
Du Bois maakt duidelijk dat zijn grootvader voor wit had kunnen doorgaan, dat er een andere
geschiedenis had kunnen bestaan waarin zijn familie aan de witte kant van de colour line te-
recht was gekomen. Ras is, op problematische wijze, niets anders dan het voortbestaan van
deze niet-gerealiseerde mogelijkheid. Ras werkt in en als deze gebroken geschiedenis. Een
theoretisering van ras moet daarom het bestaande archief van gebeurtenissen ontwortelen, af-
wijzen en, in zekere zin, omkeren.
Chandler zegt daarover:
Du Bois desediments the fact that according to his most intimate genealogy the other
is, quite literally, himself. And, that is true in a double sense: (1) he is other than him-
self, his subject position fashioned through the other, by the structure or play of a cer-
tain X; and (2) that which he thought was the other, is he, himself. This originary struc-
ture would be as true for a white as for a black Du Bois. (Chandler 2013, 105; cursief
in het origineel)
Volgens Chandler vormt autobiografie een cruciale methode voor het onderzoeken van het
probleem dat de X hier markeert. De autobiografie combineert precies het onderzoeken van je
eigen positie en de mogelijkheid van het kennen van die positie. Als methode is het tegelijk
Krisis 2023, 43 (1)
175
een nietsontziende analyse van methode: wie ben ik eigenlijk om te denken dat ik kan weten
wie ik ben? En precies op die manier kan met autobiografie pijnlijk duidelijk worden op welke
manier we gemaakt worden tot dit of dat. Er schuilt in Du Bois’ citaat een theorie over wat het
betekent te moeten leven met identiteiten. De problematiek die als een X moet verschijnen in
de genealogie van Du Bois is niet enkel dat hij daarmee te weten komt dat hij inderdaad een
nazaat is van een tot slaaf gemaakte zwarte vrouw, maar dat de moeder van Alexander tegelijk
mis-/ont-kend moet worden als een X (Alexander is de zoon van een vader die voor wit door-
gaat) en tegelijk een grond vormt die het zwart-zijn van Alexander (en daarmee Du Bois)
verankert en markeert als X. Ras is niet een identiteit of zelfs maar een categorisering, maar
de nasleep van het concrete probleem dat de genealogie van James’ kinderen was en nog altijd
is. Ras is gemarkeerde geschiedenis. De identiteit zwartis wat er van die problematiek ge-
maakt wordt om het weg te vlakken en zo enkel op mis-/ont-kende manier zichtbaar te maken.
In dit licht vind ik het opvallend hoe Çankaya’s boek is ontvangen. Çankaya’s tekst wordt
gelezen, zo blijkt uit vaak lovende reacties, als een boek dat gaat over de flexibiliteit en veel-
vormigheid van identiteiten. Çankaya, zo is de teneur, maakt de lezer deelgenoot van een le-
venservaring waarin een veelheid van identiteiten samenkomen, vechten om aandacht, maar
waarvan er uiteindelijk geen enkele weet te overheersen. Zo gelezen zou het boek voor bui-
tenstaanders, vooral voor witte Nederlanders, inzichtelijk maken welke interne strijd zich af-
speelt in het leven van de hoofdpersoon en onderschrijft het een centraal geloofsartikel van de
vrijzinnige boekenlezer: iedereen is een open verzameling identiteiten en de wil om daarin
categorisering aan te brengen moet de complexe werkelijkheid geweld aan doen. Maar met
Chandler kunnen we ons afvragen wat er onberoerd wordt gelaten in deze receptie van de tekst.
Laten we dat onderzoeken.
Zouhair:
Het is denk ik goed om te beginnen bij Chandler en stil te staan bij desedimentatie, ofwel, stil
te staan bij de theorie die schuilt in Du Bois’ citaat. Chandler’s notie van desedimentatie is
(gedeeltelijk) beïnvloed door het werk van Jacques Derrida. Het is denk ik dan ook niet gek
dat ik bij het lezen van Çankaya’s boek op sommige momenten erg moest denken aan Derrida’s
hauntology, vooral bij het volgende citaat:
Krisis 2023, 43 (1)
176
Er bleek geen ontkomen aan, de plek waar mijn ouders vandaan kwamen zou voor altijd
definiëren wie ik was, waar dan ook. Het was geen zelfverloochening: wat had ik nu
met Yozgat, buiten die paar stierlijk saaie zomers die mij hadden geleerd om levende
vliegen te vangen? Ik wilde de voetsporen in het stoffige zand achter mij uitwissen. Ik
wilde mezelf definiëren, mijn eigen levenspad uitstippelen. (Çankaya 2020, 122-123)
Çankaya voelt zich overal achtervolgd door de plek waar zijn ouders vandaan komen, zo erg
dat zijn wezenwordt bepaald door die achtervolging, door het spoken van de plek waar zijn
ouders vandaan komen. Dit is voor mij natuurlijk niet nieuw, ik weet als geen ander hoe het
voelt om continu bevraagd te worden en continu gereduceerd te worden tot de plek waar mijn
ouders vandaan komen”. De voortdurende reductie tot het idee van afkomst. Een bevraging
die maar spookt, en door, en door. Een bevraging die niet anders gelezen kan worden dan een
bevraging die op allerlei mogelijke manieren verstrengeld is met het proces van racialisatie.
Een bevraging die niet losgetrokken kan worden van wat Avery F. Gordon beschrijft als haun-
ting:
Haunting was the language and the experiential modality by which I tried to reach an
understanding of the meeting of organized force and meaning because haunting is one
way in which abusive systems of power make themselves known and their impacts felt
in everyday life, especially when they are supposedly over and done with (such as with
transatlantic slavery, for instance) or when their oppressive nature is continuously de-
nied (such as with free labor or national security). (Gordon 2011, 2)
Het gedwongen worden tot een ontologie het gemaakt worden tot een dit of dat, doordrenkt
met het idee van een afkomst en een genealogie tezamen met de gewelddadige machtsstruc-
turen die rondspoken in de worsteling van een autobiografisch onderzoeksverslag, zijn denk
ik de moeite van het ontvouwen waard.
Maar ik moet ook nog steeds denken aan waar je het een tijdje geleden over had, Rogier. Je
had het over: “wat betekent het om begrepen te moeten en willen worden?”, een vraag die bij
mij rondspookt bij het nadenken over Çankaya’s boek. Het is denk ik een vraag die ook door
het boek heen spookt, maar niet volledig gegrepen wordt. In plaats daarvan lijkt het boek juist
per se begrepen te willen worden. Maar waarom? Het is niet mijn probleem dat witte mensen
mij niet begrijpen? Dus waarom zou ik per se willen dat zij mij begrijpen? Baldwin zegt het
Krisis 2023, 43 (1)
177
zo mooi: “I give you your problem back”. Dat hij niet begrepen wordt is niet Çankaya’s pro-
bleem, het probleem zou, à la Baldwin, teruggegeven moeten worden aan diegene die hier een
probleem van maken. Of is Mijn ontelbare identiteiten een poging om dat probleem terug te
geven?
Rogier:
De autobiografische methode van het boek legt het probleem van begrepen wordenvolgens
mij pijnlijk bloot. Niet eens zozeer omdat Çankaya het achterste van zijn tong laat zien, maar
eerder omdat de tekst zelf die worsteling documenteert. Aan de oppervlakte beschrijft Çankaya
de moeite die het je kost wanneer je aanwezigheid niet als vanzelf probleemloos kan verschij-
nen. Is het niet je dikke, zwarte haar dan zijn het wel je ouders en hun ouders. Is het niet je
dubbele paspoort dan is het je twijfel bij wat in Nederland doorgaat voor emancipatie. Maar
om die analyse in een boek op te schrijven zal je alsnog een beroep moeten doen op de woorden
waarmee we gemaakt worden tot dit of dat. Je bent dan nog steeds bezig begrip te creëren waar
je onbegrip wil onderzoeken. Daarom stoort de receptie van het boek me denk ik zo: er wordt
meteen in gelezen wat iedereen al dacht te weten. Identiteiten zijn veelzijdig en fluïde. Maar
het idee van ontelbare identiteiten, dat Çankaya natuurlijk ook zelf inzet, fungeert daarmee
alsnog als een paspoort van een land waar iedereen elkaar begrijpt of zou kunnen begrijpen,
een land zonder problemen.
Juist de autobiografische methode stelt Çankaya in staat om het probleem terug te geven, want
de tekst werpt voor de lezer steeds de vraag op wat het precies is dat Çankaya’s beschrijvingen
moeten betekenen. Is dit de ervaring van de Ander? Of is dit een aanklacht tegen het moeten
weten wat de Ander ervaart? Wat wil u van mij, lezer? Tegelijkertijd geeft Çankaya diezelfde
lezer allerlei ontsnappingsmogelijkheden uit deze aporie:
Tegelijkertijd is er geen kern, geen vaste identiteit, geen authentiek zelf, hoe oprecht
onze gevoelens ook zijn, hoe doorleefd identiteitook is. Er huist geen waar, authen-
tiek ik in ons binnenste. We wonen in de huizen die ons per toeval zijn toebedeeld
en leren ons gedragen naar de regels van die huizen, zoals: Turk, man, heteroseksueel.
(Çankaya 2020, 229-230)
Krisis 2023, 43 (1)
178
De lezer zal net als de schrijver moeten leren niet alles te begrijpen. We zijn complex. Maar
zodra we gaan menen dat dát de les is die geleerd moet worden, ontglippen we andermaal de
problematiek die ermee ontsloten werd. Zo “per toeval” is het allemaal niet, wat in Çankaya’s
beschrijvingen dan ook meer dan duidelijk wordt: witte onschendbaarheid moet desondanks
onberoerd blijven. Wanneer de hoofdpersoon het wel aanraakt, krijgt hij hooghartige reacties
over respect. Maar de vraag blijft: is een beroep op ontelbare identiteiten een oplossing voor
het probleem dat kan worden aangeduid met het woord wit”?
Zouhair:
Een van de oplossingen voor het probleem dat aangeduid kan worden met het woord wit is
natuurlijk de ontmanteling van witheid. Het aandringen op begrepen worden, of eigenlijk juist,
het aandringen op begrepen te moeten willen worden verschijnt nadrukkelijk in de continue
heropleving van de brute krachten van witheid. Het is een aandrang op persoonlijkheid, een
aandrang die eigenlijk altijd al aanwezig is in het carcerale idee van het indviduele leven. Een
beroep op ontelbare identiteiten, hoe voortvluchtig het ook lijkt te zijn (ontelbaar), blijft een
beroep op identiteit(en), blijft een beroep op dit en/of dat, blijft een beroep op die aandrang
van witheid naar begrip. Witheid probeert continu alles te (be)grijpen. Witheid kan niet losge-
trokken worden van mannelijkheid en accumulatie van kapitaal, dus het is geen wonder dat
het ons dwingt om be- of gegrepen te (willen) worden.
Ergens schuilt er in het boek de weigering tot die aandrang. Çankaya lijkt een poging te wagen
om niet gegrepen te willen worden. Maar weet je, de receptie van het boek stoort mij ook:
precies omdat iedereen nu schijnbaar juist begrip voor hem lijkt te hebben. Ze begrijpen hem
nu beter. Ze grijpen hem, alweer, (al)vast. En dit is niet zozeer Çankaya’s probleem, want dat
probleem was natuurlijk nooit van hem alleen geweest, maar een probleem van datgene dat
aangeduid kan worden met woorden als wit” en man. In de ontmanteling van witheid mo-
gen we natuurlijk de v(err)aderlijke geest van begrip niet vergeten. Mannelijkheid, net als en
tezamen met witheid, strekt zijn handen ook continu uit om te (be)grijpen.
Op de track Begrijp Me Niet Verkeerd, van Winne en Mr. Probz, zingt Mr. Probz in het
refrein de volgende lyrics: “Begrijp me niet verkeerd, ik wil dat jij dit ziet.” Dit kan natuurlijk
alleen maar een beroep zijn op een weigering van begrepen worden, omdat ik denk dat Winne
Krisis 2023, 43 (1)
179
en Mr. Probz begrijpen dat de manier waarop zij begrepen worden verkeerd is. Dus, in een
weerklank van Mr. Probz en Winne: (Be)grijp ons niet.
Biografie
Zouhair Hammana is a PhD-candidate and lecturer at the Erasmus School of History Culture and Communica-
tion and at the Erasmus School of Social and Behavioral sciences. His dissertation is about racialization within
the Dutch educational system.
Rogier van Reekum is an assistant professor at the Department of Public Administration and Sociology of
Erasmus University Rotterdam. He is currently working on the genealogy of migration. He has previously con-
ducted research into refugee settlement, issue formation, and the visualization of irregular migration across Eu-
rope. Rogier has published on border visuality, nationalism, place making, citizenship & migration politics, im-
migration policy and education.