
44
Pleidooi voor een moraal der dubbelzinnigheid (orig. 1947) laat ze zien hoe het ontkennen
van de ambiguïteit van het menselijke bestaan – als passief én actief, geest en lichaam,
subject en object, vrij en gedetermineerd – bijdraagt aan de ontwikkeling van het
kwaad. Maar pas in de toepassing van deze existentiële ethiek op een concreet geval van
onderdrukking, de situatie van vrouwen in de 1940er jaren in Frankrijk in De Tweede
Sekse (orig. 1949), wordt duidelijk, hoe het ene – het verlangen naar een sterke, onster-
felijke, onfeilbare autoriteit – met het andere – het verlangen naar een strikt binaire
geslachtsorde – samenhangt. Beauvoirs denitie van de ambiguïteit van het menselijke
bestaan is daarbij zelf dubbel. Aan de ene kant, is ambiguïteit een ontologisch kenmerk
dat alle (mogelijke) mensen gemeen hebben. Aan de andere kant is de realisering of
ervaring van deze existentiële ambiguïteit altijd concreet en historisch gesitueerd. Haar
analyse is dus ook een analyse van de problemen en uitdagingen van de moderne tijd,
waarin deze ambiguïteit bijzonder duidelijk wordt (Keltner 2006, 201).
Haar inzichten en existentiële ethiek, zo wil ik in deze bijdrage laten zien, zijn
nog steeds, of weer, belangrijk en behulpzaam om de situatie van hedendaagse Westerse
maatschappijen te begrijpen. Niet enkel dictatoriale regimes maar ook liberaal-kapital-
istische machts- en regeringsvormen worden gekenmerkt door een ontkenning of een
negatie van de ambiguïteit van het menselijke bestaan. In liberale westerse maatsch-
appijen heerst evenzeer een ideaalbeeld van ‘de mens’ als rationeel, jong, innovatief,
ondernemend, vrij in zijn keuzes, krachtdadig en autonoom, terwijl kwetsbaarheid,
veroudering, en alle soorten van passiviteit en afhankelijkheid als afwijking of zwakte
worden begrepen. Een maatschappij die een beeld van de rationele, sterke en autonome
mens als norm hanteert, kan gemakkelijk het bestuur en de sociale verantwoordelijkheid
die daarmee gepaard gaan, uitbesteden aan haar burgers. Maar in tijden van globale crisis
en versnelling van technologische, maatschappelijke, economische ontwikkeling breekt
de onderliggende ambiguïteit bij elke gelegenheid door – in de woorden van Beauvoir
“de waarheid van leven en dood, van mijn eenzaamheid en mijn gebondenheid aan de
wereld, van mijn vrijheid en mijn slavernij, van de nietigheid en de unieke betekenis
van ieder mens afzonderlijk en van alle mensen tezamen” (Beauvoir 2018, 10–11). Dit
kan een existentiële angst veroorzaken in de vorm van een verlangen naar een oude
normaliteit, die een interne terugslag (backlash) van de liberale waarden teweeg zou
kunnen brengen.
Deze ‘terugslag’ komt vandaag de dag tot uiting, zo durf ik te stellen, in het ver-
langen van sommigen naar de terugkeer van een soeverein of leider. Het verlangen naar
orde en gezag is vaak een nostalgische roep om een ‘sterke man’, een Poetin, Erdogan,
Bolsonaro of Trump, die in tijden van crisis leiderschap belooft. Het verlangen naar zo›n
‘premoderne autoriteit’ is moeilijk te verzoenen met democratische liberale ideeën, en
hun vertegenwoordigers, zoals Trump, Bolsonaro, Poetin of Erdogan, staan daar dan ook
uitdrukkelijk tegenover. Zij positioneren zich tegenover feiten, empirisme of statis-
tieken en afstandelijke intellectuelen. Elk individu en iedere groepering wil gezien en
gehoord worden: een gezagsdrager, die de macht op een directe manier belichaamt en
zo de verantwoordelijkheid voor de staat en zijn burgers in zijn persoon bundelt, kan
als mogelijk antwoord op deze behoefte worden gezien. De eigen verantwoordelijkheid
en ieders risico kunnen zo worden overgedragen aan een soeverein en opgaan in een